Mhihihihihi - Top Gear
19-03-2007 Met dank aan: Topgear Magazine
Michiel Romeyn - Karten
Het kwam op het juiste moment nadat ik al jaren dag in dag uit als een fanate technieker met mijn autoracebaan en mijn zelfgebouwde en opgevoerde Fleischman-autootjes bezig was. Gigantische wegen van Duits hard plastic lagen in die tijd door de hele ouderlijke woning. Met mijn bassethond als vaste kompaan onvermoeid achter de getunede autootjes aanrenend, en steevast bij de bochten te laat beginnend met remmen zodat hij met zijn logge Engelse lichaam tegen de radiator of de gangmuur kletterde, en elke keer zette hij onverschrokken en onaangedaan de achtervolging met dezelfde energie weer in. Dit racefestijn werd vaak zelfs ‘s nachts doorgezet onder het bed van mijn slapende ouders door, de autootjes als opgejaagde muizen met felle oogjes (we hadden de wagentjes van koplampen voorzien). Uiteindelijk komt dan toch dat moment dat de jas je niet meer past en dat je jezelf wat kinderachtig voelt worden.
Natuurlijk heb je altijd geleefd met de fantasie dat je zelf achter het stuur van het Fleischman-wagentje zat. Dat idee vervaagt langzamerhand en tegelijkertijd vervaagt ook het fanatisme. Dus op het juiste moment kwam een vriendje met het boekje ‘Karten’: een nieuwe wereld ging open. Foto’s van jongens van mijn leeftijd die op een door hun vaders zelf gelast chassis met grasmaaiermotortjes door zonnige Californische villawijken scheurden. Op de gazons en aan de kant van de weg meisjes die kirrend en kraaiend van plezier naar de jongens keken, die met hun bermudashorts stoer door de bochten scheurden, denkend dat ze Jack X of Jacky Steward waren. En verdomd, dat waren ze natuurlijk ook; in ieder geval meer dan ik met mijn plastic Duitse 1:32 autootje.
Er was indertijd een klein bedrijfje in de Meern die skelters bouwde, Landia. Het waren razendsnelle monsters met een 125 cc Parilla-motor. Ik had me nu met een totaal fanatisme op het karten gegooid: alles wilde ik weten. Bijvoorbeeld alle banen die er waren in Nederland, België, Engeland, enz. Ik kocht alle bladen en vooral de Amerikaanse met dezelfde jongens en meisjes en dezelfde Amerikaanse vaders die met een te groot schort aan en te groot barbecuegereedschap achter hun barbecue hun zoontjes lachend gade sloegen, die nu niet in hun karts door de straten van de villawijk scheurden, maar op door hun vaders gebouwde skateboards duivelse kunsten uitvoerden in hun drooggelegde zwembaden. En op de drie volgende pagina’s weer hetzelfde gezelschap, surfend op de golven van Santa Monica Beach, stoer tussen de houten pijlers van de pier door. Hier kon duidelijk niets tegen op, en dat voelde ik. Ik had een vader die niet van barbecuen hield. Mijn vader heeft veel voor mij gedaan en gemaakt, maar een kart of een
skateboard zat er niet in. Dat deden alleen maar vaders in Amerika. Tientallen keren ben ik wezen kijken naar de kartbaan in Uitgeest, waar de lucht van wonderolie en linoleum zich vermengde. En waar de Landia’s ijselijk hard langs de afrastering spoten. Onbetaalbaar, onhaalbaar voor mij. Af en toe huurde ik een kart, maar geen Landia met Parilla, maar iets met een heel oude grasmaaiermotor en een heel groot autostuur.
Niet zo lang geleden was ik eens gaan kijken bij de kartbaan in Sloterdijk. Ik was er wel eens eerder geweest, een desolate plek tussen de havenindustrie en Amsterdam, een plek waar een wethouder dingen doet van ‘oh la la’ door meisjes die net zo desolaat waren als de plek. Ik keek naar de prachtige, bijna echte racewagentjes die nog harder en krijsender door de bochten gumden. Het chassis werd grotendeels afgedekt door een plastic body, de motor watergekoeld met vijf versnellingen die bediend werden op het stuur, de kart zo laag bij de grond dat je er nauwelijks een creditcard onder kon duwen. Die doordeweekse middag was ik er helemaal alleen, niemand behalve welgeteld één jongetje en twee mecaniciens met een enorme vrachtwagen. Het jongetje, schat ik, was een jaar of 14, hij stond er wat verlaten bij in z’n brandvrije overall en z’n integraalhelm onder zijn arm. De mecaniciens sleutelden aan een van de drie racekarts die op metalen schragen blinkend stonden te wachten voor gebruik. Ik hoor het mezelf altijd op zo’n onnozele naïeve toon toch weer vragen, en ik weet het en ik blijf het toch altijd doen: ‘Wat kost dat nou als je een beetje mee wil doen met de top?’
En dan krijg je het: voordat je het weet sta je met open mond een half uur te luisteren zonder dat je er een woord tussen kan krijgen. Een lawine van kosten, de reizen naar de Japanse circuits, circuits die over de hele wereld worden aangedaan, het jongetje reisde meer dan de gemiddelde manager van Unilever. In de truck stonden in colonne zeventien spiksplinternieuwe motortjes van een Italiaans merk wat ik niet kende. Na een wedstrijd, zo vertelde de mecaniciens me, kan het hele motortje weer uit elkaar en moeten de essentiële onderdelen vervangen worden. Aan de andere kant van de truck waren duizenden laatjes met pinnetjes, plugjes, zuigertjes, boutjes, enz. Een kwartier later gierde het jongetje over de baan in Sloterdijk, helemaal alleen, zonder de aandacht van de mecaniciens die alweer bezig waren de volgende kart te prepareren.
Zo heb ik minuten lang als enige toeschouwer, strontjaloers, naar de verrichtingen van deze jongen staan kijken. Van verre kwam een grote Mercedes het terrein op rijden, er stapte een gesoigneerde vrouw uit. Het jongetje reed keihard op haar af en stopte een centimeter voor haar rode pumps. Er werd duidelijk nog iets afgesproken met de mecaniciens zoals ik later hoorde in de kantine waar het jongetje nogal vermoeid en ongeïnteresseerd met zijn colaatje en patatje voor zich uit zat te turen. Zijn moeder wilde hem in ieder geval duidelijk maken dat niet zij maar papa hem morgen af zou komen halen. Of dit ooit is doorgedrongen tot hem was mij niet duidelijk.
Michiel Romeyn
Weer terug?