Mhihihihihi - 2000
Trouw 25-11-2000
10 geboden
Herman Koch door Arjan Visser
Herman Koch (Arnhem, 1953) is schrijver, columnist en televisie maker. In 1989 verscheen zijn eerste roman 'Red ons, Maria Montanelli'. Deze maand kwam zijn roman 'Eten met Emma' uit. Samen met Kees Prins en Michiel Romeyn vormt hij het trio Jiskefet dat vanaf 10 december weer acht weken lang bij de VPRO te zien zal zijn.
1. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben.
,,Rond mijn achttiende - mijn grootouders waren al overleden en mijn moeder ook - vertelde een tante mij dat opa 'Jonathan' had geheten. Jonathan Lap.
Toen ik haar vroeg of het mogelijk was dat wij joden waren, keek ze mij lang aan en zei: 'Nou. . . nu, je het zegt, opa had wel van die streken'. Het had mij toen wel leuk geleken, zo'n joodse identiteit, maar ik heb het niet verder uitgezocht. Het is een cliché, maar op die leeftijd wilde ik, net als zoveel anderen, ergens bij horen. Ik kom uit een sociaal-democratisch milieu en heb mij misschien wel tegen mijn niet-religieuze opvoeding willen afzetten door een tijd lang in diverse kerken kaarsjes te ontsteken en kloosters te bezoeken. Ik zocht naar iets zweverigs, naar iets wat niet helemaal te vangen was. Ik vond het geouwehoer van Gerard Reve in 'Op weg naar het einde' en 'Nader tot U' prachtig; ik heb ook nooit getwijfeld aan zijn oprechte, religieuze gevoelens. Als ik dan toch moest kiezen, zou ik het katholieke geloof aanhangen want in die op-zondag-niet-fietsen stroming heb ik nooit iets gezien. Al die ge- en verboden: verschrikkelijk. Daarom heb ik ook zo'n hekel aan. . . nee, laat ik dat nou voorzichtig zeggen. . . de agressieve kant van bepaalde geloven; de intolerantie van het fundamentalisme. Ik heb helemaal geen zin om in iemand te geloven voor wie ik bang moet zijn. Als God zou bestaan, dan ziet hij dat wat ik doe misschien niet helemaal goed is, maar toch in grote lijnen wel klopt. En als blijkt dat hij wel degelijk de God is die ons door het overgrote deel van de mensheid werd voorgespiegeld, wil ik niets met hem te maken hebben. Dan zit ik liever consequent in zijn hel dan één seconde in zijn hemel.'
2. Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is
,,Vroeger dacht ik als ik Reve las: dat punt bereik ik nooit. Misschien was hij wat langer op zijn voetstuk blijven staan als ik zelf geen boeken was gaan schrijven. Natuurlijk, bij het eerste boek was ik bang voor iedere reactie, maar inmiddels heb ik de neiging om iedere schrijver die zegt: 'Het is een zware bevalling geweest', 'Ik wil een spoor nalaten op de wereld' of 'Het blijven toch je kinderen' onderuit te halen. Nee, dat soort dingen heb ik zelf echt nooit gezegd. Voor mij staat het plezier op de eerste plaats. Dat een aantal mensen daarin kan delen, vind ik een aardige bijkomstigheid. Want schrijven is ook: het zoeken naar soortgenoten, naar mensen die, net als ik, dogmatische opvattingen met een zekere humor nemen. Ik vind het een prettige manier om met anderen in contact te komen. Ik zal ook altijd blijven schrijven - het is een raar soort geestesgesteldheid. Graham Greene zei ooit: 'Ik kan mij bijna niet voorstellen wat de mensen bezielt die niet schrijven'. Dat is precies wat ik voel. Hoe komen die mensen de dag door?'
3. Gij zult de naam van de Here, uw god, niet ijdel gebruiken
,,Nee, taboes doorbreken, dat hebben we nu wel zo'n beetje gehad en ik ben er ook niet op uit om mensen te shockeren, maar ik schep er wel genoegen in om iets te algemeen geaccepteerde zaken onderuit te halen. Stel, hier komt zo iemand binnen die zegt: 'Goedemiddag, ik ben een betaalde huurling uit een Servisch moordcommando'. Dan kun je zeggen: 'De deur uit! Hier niet over de vloer'. Maar ik wil juist wel weten wat er in het hoofd van die man omgaat, begrijp je? Op een of andere manier voel ik mij altijd aangetrokken tot mensen die in de volksmond 'fout' worden genoemd. Ik heb vroeger, toen het pacifisme nog hoogtij vierde, eens urenlang met een militair gesproken en gedacht: jouw leven is tien keer boeiender dan het leven van al die pacifisten bij elkaar. Zodra je die 'geheime' gedachte gaat toelaten, is het hek van de dam; daarna ben je alleen nog maar nieuwsgierig naar andere mensen. Zo heb ik een steeds betere neus voor de types van wie je onmiddellijk weet: daar is niets meer aan te doen. Dát zijn de mensen die ten val moeten worden gebracht. De betweters. Waar ze ook zitten.'
4. Gedenk de sabbatdag dat gij die heiligt, zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; maar de zevende dag is de sabbat van de Here uw God, dan zult gij geen werk doen
,,Ik functioneer beter als ik zeven dagen per week iets doe. Als de motor eenmaal loopt, is het zonde om hem stil te zetten. Maar je moet mij niet zien als iemand die het altijd druk heeft, juist niet. Ik probeer met alles wat ik doe voor drie uur 's middags klaar te zijn. Daarbij komt dat de concentratie - die nu eenmaal nodig is voor het werk wat ik doe - mij ook uitput. Ik moet het van dat moment hebben. Als ik om twaalf uur klaar ben met het schrijven van een column, kan ik haast niets anders meer doen omdat de sinaasappel voor die dag dan al is uitgeperst.'
5. Eer uw vader en uw moeder
,,Tot mijn dertiende keek ik naar mijn vader op. Het gemodder met een andere vrouw - een situatie waar hij zich niet goed uit kon redden - bracht hem aan het wankelen. Mijn moeder heeft het mij op een dag verteld. In haar dagboek heeft zij opgeschreven dat ik had gezegd: 'Maar dat wist ik toch al lang?' Het interesseerde mij in eerste instantie ook helemaal niet. Pas toen ik zag hoeveel verdriet hij mijn moeder ermee deed, ben ik het hem gaan kwalijk nemen.'
,,Mijn vader heeft geprobeerd het aan mij uit te leggen en al in een vroeg stadium hoopte hij dat ik zijn vriendin aardig zou gaan vinden, maar aan zo'n verraad wilde ik mij niet overgeven. Later, toen ik er als volwassen man naar keek, dacht ik: die man had er gewoon geen zin meer in, so what? Zo gaan die dingen toch? Vrouwen hebben het met mij uitgemaakt en ik heb het, op mijn beurt, ook gedaan. Hij was ook maar een mens. Niet perfect.'
,,Ik had een heel goede band met mijn moeder. Ik heb niet de kans gekregen om, als een rebelse puber, wat meer afstand van haar te nemen. Ik was zeventien toen zij overleed. Ze was al een jaar ziek toen ik met een goede vriend, voor het eerst zonder ouders, met de brommer op vakantie zou gaan. Mijn moeder stond erop dat ik ging. Volgens mij heeft ze, vanaf het moment dat ik mijn hielen had gelicht, haar best gedaan om dood te gaan. Uiteindelijk kreeg ik in Italië een telegram en was nog net op tijd thuis. Ze was onherkenbaar: opgezwollen, geel. Ze vroeg: 'Hoe zie ik eruit?' Ik zei: 'Beter dan de vorige keer'. We hebben niet echt afscheid genomen. Ook nu weer probeerde ze mij weg te krijgen: 'Ga maar naar je vrienden, je hoeft hier niet te blijven'. Ik begrijp nu wel dat ze niet wilde dat ik haar daar zag wegkwijnen. Ik ging die avond bij een vriendje eten en werd daar opgebeld: kom naar huis, het is nu bijna afgelopen. Ik heb haar nog één keer gezien. Ze ademde heel zwaar. Een uur later kwam de huisarts om te vertellen dat ze dood was.'
,,De eerste twee jaar heb ik haar erg gemist. Ik vertelde haar altijd veel van wat ik had meegemaakt en dat bleef ik in mijn hoofd nog heel lang doen. Tot mijn tweeëntwintigste heb ik, haast bij alles wat ik deed, gedacht: wat zou mijn moeder ervan vinden? Op een gegeven moment deed ik iets - ik kan mij nu niet meer herinneren wat het was - waarvan ik dacht: dit zou zij beslist afkeuren. Toen pas kwam ik op de goede weg, eindelijk volwassen.'
,,Mijn vader en ik hebben na mijn moeders dood nog een jaar samengewoond. We konden geen van beiden koken en in huis begon het steeds. . . raarder te ruiken, laat ik het zo maar samenvatten. Het was een ongezellige tijd. Er waren spanningen. We gingen steeds vaker uit eten, maar ook daar was niet veel aan. Ik zat in mijn eindexamenjaar en mijn vader heeft vast gedacht: ik moet bij hem blijven, anders komt er helemaal niets van die jongen terecht. Achteraf bezien was het beter geweest als hij eerder was weggegaan want toen hij bij zijn vriendin ging wonen verbeterde onze relatie weer.'
,,Hij overleed toen ik vijfentwintig was. Ik werd, door de combinatie van die twee sterfgevallen zo kort achter elkaar, heel snel zelfstandig. Dat is een zeker voordeel. Ik leef al jaren vanuit mezelf; zolang je met je ouders leeft, blijf je toch ook een beetje kind. Daar staat een gevoel tegenover dat ik vooral had toen ik jong was: ik kan nergens meer onvoorwaardelijk terecht. Ik kan bij niemand met mijn vuile kleren op de bank vallen of zomaar onder de douche gaan staan. Vroeger kon ik mij overgeven aan zelfmedelijden, maar van dat gevoel is niets meer over. Ik ben, net als zoveel mensen, zonder ouders.'
,,Ik ben nu zelf vader. Vroeger maakte het mij niets uit hoe oud ik zou worden. Veertig is al mooi. Maar sinds ik een kind heb, denk ik: ik moet er in ieder geval voor zorgen dat ik zijn twintigste haal, daarna kan hij het wel alleen. En misschien is dat ook wel een illusie en heeft hij me al veel eerder niet meer nodig. Ik weet het niet. Maar ik wil het hem liever besparen. Op mijn vijfentwintigste kon ik het hebben. Op mijn zeventiende nog niet.'
6. Gij zult niet doodslaan
,,Toen iemand mij tijdens de keuring voor militaire dienst bloed af wilde nemen, zei ik: 'Dat heeft geen zin, want ik wil het leger toch niet in'. Ik stond al snel in de rij voor het 'psychologisch' gesprek. Ik was een ielige jongen, droeg oorbellen, armbandjes en lang haar. Er kwam zo'n kerel naar mij toe die vroeg: 'Ehh heb je een vriendinnetje of ehh. . . heb je liever vriendjes, ofzo?' Ik dacht: laat ik zijn vermoedens maar niet te snel ontkrachten, wie weet keuren ze mij dan wel af. Tijdens het onderhoud met de psycholoog werd ook de beroemde vraag 'Wat zou je doen als ze je moeder in het park zouden aanranden?' gesteld. Ik zei: 'Ik zou die aanrander levend begraven!' Dat vonden ze, geloof ik, een rare combinatie van agressiviteit en onwil om in dienst te gaan. Maar het had ook niets met principes te maken, ik heb zelfs altijd een grote fascinatie voor oorlogstuig gehad. Als favoriet legeronderdeel had ik de luchtmacht ingevuld. Ik vind het niet alleen maar naar als ik zie hoe iets van grote hoogte helemaal in puin wordt gelegd. Maar dat heeft natuurlijk niets te maken met oorlog; met die enorme wreedheid tegen mensen. Ik heb mijn fascinatie voor wapens en de morele kant van het gebruik ervan altijd uit elkaar kunnen houden.'
7. Gij zult niet echtbreken
,,Ik ga niet vreemd, maar ik ben wel een halve flirt. Wat dat is? Dat is iemand die zich, als hij andere dames ziet, niet alleen maar opstelt als een man die wettelijk is getrouwd en dus nergens in is geïnteresseerd. Ik vind het spannend om te kijken hoe ik in de markt lig. Dat leidt tot niks. Of tot bijna niks. Tot de illusie geven dat het in die honderd andere levens misschien wél wat had kunnen worden. Dat ligt in mijn aard. Als ik in Amsterdam woon, denk ik: waarom woon ik nu niet in Barcelona of New York? Zo denk ik ook: hoe zou het zijn met een andere vrouw? Ik vind die vrouwen weliswaar leuk of aantrekkelijk, maar ik ben in de vijftien jaren die ik nu samen met Amalia ben - dan kun je zeggen god, wat een armoe, maar toch - niet één keer verliefd geworden. Dat is het punt. Verliefd word je pas als er onvrede is. Ik zit mezelf ook niet te verbijten, zo van: ik mag onder geen voorwaarde verliefd worden. Het gebeurt gewoon niet.'
8. Gij zult niet stelen
,,In 'Eten met Emma' wordt de hoofdpersoon ervan beticht dat hij 'On the road' van Jack Kerouac min of meer heeft gekopieerd. Dat was een kleine verwijzing naar de kritiek die ik kreeg op 'Red ons, Maria Montanelli'. Dat boek zou, qua stijl, lijken op 'Catcher in the Rye' van J. D. Salinger. Het is moeilijk om aan te geven wat een originele Koch is. Waar ik naar streef is een toon die lijkt op de toon van het verhaal dat ik jou aan een cafétafel zou kunnen vertellen: wat mij nu toch weer is overkomen! Dat idee. Zonder dat het gebabbel wordt. Er zijn meer schrijvers die dat toepassen, maar misschien onderscheid ik mijzelf door altijd een 'onzichtbare handtekening' te plaatsen; door een of twee opzettelijke 'fouten' te maken. Ook in 'Eten met Emma' heb ik een verzinsel als waarheid gebracht en komt een bepaald feit als verzinsel over. Maar hebben we het nu inmiddels niet over liegen?'
9. Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste
,,Kijk, schrijven ís liegen. Oorlog en Vrede is een gelogen verhaal. Maar het is zo opgeschreven dat je het gaat geloven. Ik hou ervan om de waarheid op zo'n manier te vertellen dat mensen denken: jaja, het zal wel. In het verhaal 'Schrijven en drinken' uit de bundel 'Geen agenda' beschrijf ik mijn oom, Ron Koch, uit Amerika. Voor een artikel in HP over dat verhaal leverde ik ook twee foto's in: één vage zwart-witfoto en één kleurenfoto. Ik had erbij geschreven: de eerste foto is van oom Ron in California en op de tweede sta ik, in Mexico. In het verhaal, dat zich afspeelt in 1969, ontmoet ik ook Jimi Hendrix, Jim Morrison en Janis Joplin. Niemand geloofde dat ik hen echt de hand had geschud, maar aan het bestaan van Ron Koch heeft nooit iemand getwijfeld. Ik had ook niet tegen de fotoredactie van HP gezegd dat ik zelf op die zwart-witfoto stond. En dat de kleurenfoto in Zuid-Spanje is genomen, in plaats van Mexico. Met dat ene, kleine leugentje heb ik de grotere leugen - het hele verhaal - als waarheid kunnen verkopen. Dat vind ik steeds weer de grootste grap: hoe zet ik iemand op het verkeerde been?'
10. Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, nog iets dat van uw naaste is
,,Als iemand een huis met twaalf kamers bewoont, denk ik niet: als ik zo'n huis heb, zal het vast beter met mij gaan. Ik zie wel eens een huis dat een mooi uitzicht heeft, maar ook dan ken ik geen jaloezie. Het is eerder zoiets als een droom die ik nog eens moet verwezenlijken. Zo droomde ik, rond mijn zeventiende, van een boerenbestaan dat ik zou combineren met het schrijven van dikke meesterwerken. Ik ging naar Finland, om daar op een afgelegen boerderij het vak te leren. Ik kwam er al snel achter dat ik als boer voor het schrijven niet veel tijd zou overhouden. Ik heb mezelf in die tijd ook met een aantal vrienden door Frankrijk laten rijden, op zoek naar een dorp dat we konden opkopen om daar een commune te stichten. Later ben ik in de grotere wereldsteden gaan wonen, maar een hang naar 'buiten' heb ik altijd gehouden. Ik heb nu een klein, haast onvindbaar, huisje in een totaal afgelegen gedeelte van Zeeuws-Vlaanderen. Als ik schrijf en vast kom te zitten, ga ik daar twee nachten naar toe en is alles zo weer opgelost. Ik weet niet hoe dat kan. Een andere lucht. Een ander perspectief, denk ik.'
Weer terug?