Mhihihihihi - 2000


VPRO.nl 19-11-2000


Die mimiek, die stem, die hoogte: Een Godsgeschenk!



Thomas van den Bergh, redacteur van de VPRO Gids, in gesprek met Peter Pols, naar eigen zeggen 'de grootste Jordaan-fan van Nederland'.

Frans Bauer, André Hazes, Koos Alberts, ze kunnen niet in de schaduw staan van Johnny Jordaan. 'Zo'n natuurtalent wordt maar eens in de tweehonderd jaar geboren.' aldus Peter Pols, kenner en verzamelaar van Jordanalia en jarenlang goede vriend en vaste chauffeur van de Amsterdamse volkszanger.

Thomas van den Bergh keek met Pols naar Kees Prins' vertolking van Jordaan in de driedelige dramaserie 'Bij ons in de Jordaan'.

Het grootste compliment dat de makers van 'Bij ons in de Jordaan' zich kunnen wensen: als we tien minuten gezien hebben, biggelen dikke tranen over de wangen van Peter Pols. Het is het moment dat Kees Prins als Johnny Jordaan het lied 'De parel van de Jordaan' inzet, het nummer waarmee Jordaan in 1954 een liedconcours in het Amsterdamse Krasnapolsky wint. Het begin van zijn carrière.'Ben in de Jordaan geboren / Mijn enigst dierbaar plekje grond / Daar waar die ouwe Westertoren / Geprezen wordt van mond tot mond.' Prins galmt uit volle borst. De zaal in Kras is muisstil. En dan komen die druppels.

We zitten in de televisiesalon van Pols' glimmend gepoetste flat, die wel iets van de kenmerkende hartgrondige gezelligheid heeft van een gemiddeld Jordanees interieur, al ligt deze flat midden in Diemen. Pols is, behalve kenner van Jordaans werk en verzamelaar van Jordanalia, ook jarenlang bevriend geweest met de zanger. In de tweede helft van Johnny's loopbaan was Pols bovendien zijn chauffeur. Bij wie kunnen we beter terecht voor een gefundeerd oordeel over de nieuwe VPRO-serie Bij ons in de Jordaan, die notabene de (fictionele) relatie van Johnny en diens (fictionele) chauffeur als hoofdlijn heeft.

Pols is, royaal, 'voor alles in'. 'Als het voor Johnny is - dan doe ik alles.' En dus schuiven we de videoband in het enorme televisiemeubel en leunen achterover in de bebloemde fauteuils. Bij het eerste shot van de oudere Johnny, gezeten in een rolstoel in zijn roomblanke appartement aan het Frederik Hendrikplantsoen, moet Pols al hoorbaar slikken. 'Mijn God, het is hem precies,' mompelt hij. Het vervolg wordt ademloos bekeken. Even later komt de Kleenex tevoorschijn. De video wordt even stilgezet.

'Het is prachtig,' snuft Pols, 'het is helemaal goud.' 'Maar,' zegt hij daar meteen achteraan, 'die stem lijkt voor geen meter.' Wat Kees Prins mist, vindt Pols, is Johnny's befaamde 'kapsonestriller'. Bovendien ging Johnny's stem veel meer de hoogte in. Dan, welwillend: 'De Parel is ook wel een van de moeilijkste nummers.'

Met een vers kopje koffie gaan we verder. Aangekomen bij een scène waarin de rivaliteit tussen Johnny en zijn neef Willy Alberti wordt benadrukt, drukt Pols weer op de pauzeknop. 'Dit klopt dus echt niet. Johnny en Willy waren héél goed met elkaar. Begin jaren zeventig hebben ze nog vier platen gemaakt met allemaal oude successen. Zoiets doe je toch niet als je mekaars bloed wel kan drinken. Nee, die twee waren zó met mekaar,' zegt Pols, terwijl hij zijn wijsvingers tegen elkaar aan legt.

Johnny maakte sowieso makkelijk vrienden. Hij was royaal en gastvrij. Als je bij hem op bezoek kwam, vertelt Pols, was het een permanent komen en gaan van vrienden en kennissen. 'En altijd koffie met zúlke slagroompunten ernaast - want daar hield Johnny van.'

Pols werd zelf een intieme vriend, nadat hij zijn idool had opgezocht om hem om een handtekening te vragen. Een paar jaar later vroeg Jordaan hem zijn chauffeur te worden, toen hij samen met Tante Leen door het land trok en optrad op bruiloften en partijen. 'Dat waren gouden tijden. Soms hadden ze wel drie optredens op een avond, maar ze bleven dóórzingen, ook in de auto.' We laten de band verder lopen. Er ontwikkelt zich, voor onze ogen, het drama dat de kern van deze driedelige serie vormt: Johnny's homoseksualiteit. Was die seksuele geaardheid inderdaad hét allesbepalende thema in Johnny's leven?

Pols: 'Ja, dat is wel moeilijk voor hem geweest. Hij is er voor uit Amsterdam weggevlucht. Voor zichzelf had hij er wel vrede mee hoor. God heeft me zo gemaakt, zei hij dan. Maar voor zijn familie, voor Tottie {Johnny's vrouw - TvdB] was het natuurlijk vreselijk moeilijk. En dat wist-ie. Tottie heeft weleens tegen mij gezegd: "Als je vent met een andere vrouw wegloopt, dan kan je krijsen en stampvoeten, maar als-ie op een man valt... Wat moet je dan?" Ze was zo machteloos. Maar ze zijn goede vrienden gebleven, tot het eind van zijn leven. Ze kwamen regelmatig bij elkaar over de vloer.'

Dat de autochtone Jordanezen het moeilijk hadden met Johnny's coming-out, is volgens Pols niet overdreven. 'Maar dat gold niet alleen voor de Jordaan. In de jaren vijftig en zestig was heel Nederland nog een beetje bang voor die dingen.' Pols spreekt uit ervaring. Ook hij verloofde zich met een meisje terwijl hij zich tot jongens aangetrokken voelde. 'Gewoon omdat het zo hoorde. 'Als we zijn aangekomen bij de scène waarin Johnny en Wim Sonneveld (Jeroen Willems) staan te zoenen, fluistert Pols: 'Oeioei, dit zal in Zandvoort [waar Johnny's ex-vrouw woont - TvdB] inslaan als een bom.' En in heel Nederland trouwens, haast hij zich daaraan toe te voegen. Of zich daadwerkelijk een romance heeft afgespeeld tussen Sonneveld en Jordaan kan Pols niet zeggen. 'Dat was voor mijn tijd.' Hij heeft er Johnny in ieder geval nooit over gehoord. Nee, dan spreekt Pols liever over Jordaans muziek. Want dáár gaat het toch om! Johnny was een natuurtalent. Hij kon in z'n eentje een heel orkest op sleeptouw nemen. Bovendien beeldde Johnny uit wat-ie zong. 'Als hij De afgekeurde woning deed, dan zag je dat huisje voor je snufferd. Die mimiek, die stem, die hoogte: een godsgeschenk.'

En Johnny zong verstaanbaar, over onderwerpen die nog steeds actueel zijn. Milieugeweld bijvoorbeeld. 'Geef mijn kleinzoon een kans om te leven - dat zou vandaag zo weer opgenomen kunnen worden. Johnny's liedjes zijn stuk voor stuk complete verhaaltjes. Dat is heel wat anders dan Frans Bauer, die zingt van ik hou zo van je of ik ga van je scheiden.' Ook Hazes en Koos Alberts kunnen niet in de schaduw staan van Johnny, vindt Pols. 'Zo iemand wordt eens in de tweehonderd jaar geboren.'

Inmiddels zijn we aan het eind van de serie gekomen. Arie, de chauffeur, (een rol van John Leddy - de jonge Arie wordt gespeeld door Jacob Derwig) staat aan Johnny's graf. Peter Pols snuit nog eens stevig in zijn zakdoek. Hij is onder de indruk. Natuurlijk, er zijn wat feitelijke onjuistheden - zo heeft Johnny volgens Pols nooit een bordje aan zijn deur gehad met de tekst 'Johnny Jordaan ARTIEST' - maar dat zijn schoonheidsfoutjes. 'Nee, in één woord: prachtig.' Eén ding moet hem nog wel van het hart. Pols gaat er eens goed voor zitten. 'Kijk, je moet je realiseren dat Johnny een vrouw heeft, een dochter, twee kleinkinderen, één schoonzoon. Die zitten straks in Zandvoort met het zweet in hun handen te kijken. Tottie heeft tegen mij gezegd: "Peter, ik hou m'n hart vast. Wat gaan ze doen met mijn Johnny?" Dat er nou niemand bij de VPRO heeft gedacht: we bellen die vrouw om even uit te leggen wat we van plan zijn, dat vind ik een grof schandaal. Dat is onbeleefd. Want nu doen de wildste verhalen de ronde: ze gaan Johnny in de zeik zetten, ze gaan Tottie in de zeik zetten, dat soort dingen.'

Het is precies om die reden, vertelt Pols, dat Johnny's kleindochters zich een paar maanden geleden undercover inschreven bij het bureau dat figuranten ronselde voor de opnamen van de serie. Ze wilden wel eens zien wat ze aan het uitspoken waren daar bij de VPRO. Ook Peter Pols schreef zich in als figurant. Hij werd opgeroepen om in Dordrecht mee te spelen in een scène met de jonge Johnny en Willy Alberti (dan nog Careltje Verbrugge). Het is het begin van de serie, als Willy een hand zand naar Johnny gooit, waar een scherf in blijkt te zitten. Resultaat: een glazen oog voor Johnny.

Pols: 'Ik moest om half vijf op, ik heb 50 gulden gekregen terwijl ik alleen aan parkeerkosten al 200 gulden kwijt was, maar ik had het voor geen miljoen willen missen. Ik moest door een straatje lopen met wat vodden aan - het zal er wel uitgeknipt wezen. Na een tijdje zeg ik tegen de regisseur, die man met die ingewikkelde naam: ik ben die-en-die, ik heb Johnny goed gekend, ik stel zijn verzamel-cd's samen. En ik geef hem een van die cd's. Toen zag ik hem opeens nerveus worden: oei, een bekende van Johnny. Maar aan het eind van de middag roept-ie door die toeter van 'm: meneer Pols, ik wil wel een handtekening van u! Nou, toen konden ze me wegdragen!'


Weer terug?